Ontferming

Er wordt in deze weken veel gevast in Nederland. Het protestantse volksdeel heeft het overgenomen van het katholieke deel, waarmee een wonderlijke verdeling is ontstaan. De katholieken vieren carnaval en daarna gaan de protestanten vasten. Ieder zoekt een eigen manier: veertig dagen geen alcohol, minder televisie kijken, geen koekjes of één dag in de week geen beleg op brood.
Zo staan we stil bij onze welvaart en voorspoed en zijn we voor een ogenblik verbonden met die mensen die het minder goed hebben dan wij. Misschien komt het van een gebrek aan koekjes en toetjes, het valt me zwaar deze weken. Behalve de koekjes heb ik ook het journaal geschrapt.
Waar in Homs mensen in staatsziekenhuizen verschrikkelijk worden gemarteld en waar mensen zelfmoord plegen omdat de financiële schuldenlast te zwaar wordt, daar val ik even stil.

Ik bracht de beelden uit het ziekenhuis in Homs ter sprake, donderdagavond in de AH-groep. Of ik dacht dat woede behulpzamer zou zijn dan liefde. Dat mijn ego dacht dat ik hier blijkbaar boos over mocht zijn. Ik begreep de reactie van de groep. En in alle oprechtheid: ik weet natuurlijk dat het weinig zin heeft om dat wat er is, niet te willen. En dat het weinig zin heeft om met woede en frustratie te kijken als je ook met liefde kan kijken.
Maar dat de beelden mij raakten was niet alleen woede. Het was ook zoiets als ontferming.
En ik denk dat er niets mis is met ontferming. Ontferming hoorde ik gisteren in Het Vermoeden door Joke van Leeuwen omschrijven als “een geestelijke-arm-om-je-heen-achtig-woord”.

Het hield me bezig en ik zocht verder. In het archief en vond een antwoord in een artikel van Marrigje Dijksma (2005,nr.1). Een verkorte versie geef ik u hier:
Ontferming/mededogen is geen medelijden. Je hoeft niet mee in die put, daar heeft niemand wat aan. Een ander vertelt z’n lijdensverhaal. Bestrijd het verhaal niet en ga er ook niet in mee, maar blijf aanwezig en betrokken.
Op die manier herinner je degene die verdriet heeft aan haar ware aard, je gelooft zelf niet in het verhaal van haar kruisiging maar je wekt geloof in het leven, in de opstanding. Voor de ander is het eigen verhaal waar, het heeft dus geen zin om er tegenin te gaan. Maar ‘Ieder die hulp nodig heeft, ongeacht de vorm van zijn leed, valt zichzelf aan’ (P1.3:1). Wat hij aanvalt heeft hij zelf gemaakt: een beeld van zichzelf, een karikatuur. Je kunt hem helpen te leren dat hij iets anders, iets veel groters is dan dat beeld. Door zelf niet te focussen op het lijden, op het verhaal, maar naar dat grotere te kijken (de Christus) en er voor hem of haar in te gelo¬ven. Dat vraagt vaak veel tijd en geduld, want mensen hechten aan niets zo zeer dan aan hun eigen lijdensver¬halen. Er wordt zelfgevoel en identiteit aan ontleend. Men denkt van de pijn en van het lijden af te kunnen komen, met behoud van het dierbare lijdensverhaal en zonder het valse zelfbeeld op te hoeven geven. En dat gaat nu eenmaal niet.
Ik kan me verbonden en begaan voelen met de hele mensheid bij het zien van die vele vormen van lijden, waar we kennelijk allemaal doorheen gaan tot we door de illusie heen kunnen kijken en in Christus zijn ontwaakt. Zie dus dat wat niet voorbij gaat, geloof in die andere werkelijkheid, ondanks dat het lijden nu heel werkelijk lijkt. Verbind je met haar of zijn wezen en niet met het lijdensverhaal. Het enige wat telt is: God is met je, al het andere is voorbijgaand.

Share

Comments are closed.