Toen ik vorig jaar 40 werd, besloot ik iets nieuws te beginnen. Veertig jaar vond ik mooi moment voor een lang gekoesterde wens: ik ging op dwarsfluitles. Omdat ik al noten kon lezen en de grepen al een beetje geoefend had, leerde ik vrij snel echt fluiten.
Bovendien wees de juf mij op een tot dan toe verborgen talent: heel geschikte fluitlippen. Het had maar een haartje gescheeld of ik had het nooit geweten. Het lijkt mij een talent dat bij meer mensen verborgen is gebleven. En je vraagt je dan toch af: wat zit er nog meer verborgen en hoe komt dat eruit!?
Hoe dan ook, ik speel er lekker op los. In deze periode leg ik me toe op een aria uit de Mattheüspassion: Aus liebe will mein heiland sterben. De buren hebben zich er bij neergelegd. Ik heb ze appeltaart beloofd als ik de aria echt goed kan spelen. Dat vinden ze een geschikte tegenprestatie. Al zal er nog zeker één of twee keer een Pasen overheen gaat wil ik deze aria echt mooi en met ziel en zaligheid kunnen spelen.
Met enige regelmaat zet ik in deze periode de Mattheüspassion op. Gisteren vroeg mijn zevenjarige dochter: ‘zullen we morgen weer naar deze muziek luisteren?’ ‘Vind je het mooi?’ vroeg ik. Ze knikte. Ik tuitte mijn fluitlippen en gaf haar een zoen.